U bent hier
"Mini-De Wever? Ik vind dat een eer" (Interview Christoph D'Haese)
Aalst staat stilaan weer op de kaart. Na een lange periode van politieke stilstand wordt er de laatste jaren weer daadkrachtig bestuurd in onze stad. Dat begint op te vallen: ook buitenstaanders merken op dat er veel beweegt in Aalst, dat er flink geïnvesteerd wordt en dat de stad aan een indrukwekkende inhaalbeweging bezig is. Het Nieuwsblad (zaterdag 10/02/2018) vond het tijd voor een groot weekendinterview met de architect van de wederopstanding van Aalst: burgemeester Christoph D'Haese (N-VA). "Mini-De Wever? Ik vind dat een eer".
Burgemeester Christoph D'Haese (N-VA) heeft het gehad met Aalst Marginaalst. “Deze stad is de voorbije jaren veel hipper geworden.” De komende dagen is het echter opnieuw ouderwets carnaval. Voor D'Haese een hoogdag van de vrije meningsuiting én de veiligheid. In zijn carnavalskostuum steken drie zenders waarmee hij permanent bereikbaar is voor de veiligheidsdiensten. Meerdere keren per dag zal hij plaatsnemen in zijn safety room op het stadhuis. “Ze zeggendat ik de veiligheidsburgemeester ben. Ik ben daar trots op.”
“Niet opgevoerd worden in de carnavalsstoet is het ergste wat een Aalsterse politicus kan overkomen”, zegt Christoph D'Haese. “We zijn allemaal ijdel op dat vlak.” In dit verkiezingsjaar wordt de parade van zondag een peiling op zich. De voorbije weken is de burgemeester al regelmatig een kijkje gaan nemen in de werkhallen waar de carnavalsgroepen aan hun praalwagens sleutelen. D'Haese, roepnaam Den Dozje, is gerustgesteld. Hij schat dat hij op een paar tientallen wagens zal prijken. “Ik vind het fantastisch, zelfs als ze de draak steken met de manier waarop ik de stad dirigeer.”
Een paar jaar geleden staken een paar carnavalsvierders D'Haese, samen met zijn partijvoorzitter Bart De Wever en zijn schepen Karim Van Overmeire, nog in een SS-pakje. “Toen heeft men mij gepord om dat te laten verbieden. Maar ik zal dat nooit doen. In de context van carnaval geldt de vrijheid van meningsuiting in het kwadraat. Ik wil geen censuur, ook al omdat ik geloof dat de Aalstenaar zelf voelt wat kan en wat niet.”
Zullen er, na de onthulling over de Reus van de Bende van Nijvel, ook niet heel veel vierkante brillen en rijkswachterssnorren opduiken?
“Dat denk ik niet. De carnavalisten willen lachen, maar niet kwetsen. De laatste en bloedigste aanslag van de Bende van Nijvel was in Aalst. Sindsdien is dat tijdens carnaval nooit echt naar boven gekomen. Ook al heeft de figuur van de Reus nu alles om er een perfecte parodie op te maken, de Bende blijft hier een gevoelig onderwerp.”
Heeft de hernieuwde aandacht alleen maar het litteken opengereten of mogen de slachtoffers en hun nabestaanden toch nog hoop koesteren?
“Een proces wordt heel moeilijk. Zelfs als het tot een veroordeling zou komen, zal er zich een juridische strijd ontspinnen over de termijn. Hoe dan ook zou het goed zijn om de waarheid te kennen. Voor de slachtoffers is het zo belangrijk te weten wie de daders waren en waarom ze het hebben gedaan. Pas dan kunnen ze de gebeurtenissen een plaats proberen te geven. Maar als we de zaak nog opgelost willen zien, zal het moeten komen van menselijke getuigenissen. Niet van DNA of ballistisch onderzoek. Op dat vlak is het dossier hopeloos mismeesterd.”
Bij de jaarlijkse herdenking op de begraafplaats haalde u in november zwaar uit naar Justitie. Was dat een geschikt moment?
“Zoals Louis Paul Boon het zei: Af en toe moet het geweten geschopt worden. Het Bendedossier is het blunderboek van de Belgische Justitie. De onderzoekers zijn jarenlang onprofessioneel bezig geweest. Voorafgaand aan mijn speech had ik de twee procureurs-generaal die nu het onderzoek leiden, hier op mijn kantoor ontvangen. Ik heb hen gezegd dat het toch niet kon dat er maar acht mensen bezig waren met een onderzoek naar 28 moorden. Daarom ben ik blij dat de capaciteit nu is uitgebreid.”
De procureurs vroegen zich nadien af waarop uw kritiek gebaseerd was. Volgens hen heeft u het dossier zelf nooit gezien.
“Ik heb natuurlijk wel contacten met mensen die mij veel dingen vertellen. Ik verkondig wat er leeft bij een groot deel van de Aalsterse bevolking. Deze stad heeft recht op de waarheid. 28 doden en niet weten hoe het komt, daar geraak je vandaag niet meer mee weg.”
U zei dat het tijd is om de omerta te doorbreken. Wie of wat houdt die dan in stand ?
“Als we dat wisten, kenden we wellicht de ware toedracht van het hele verhaal. Ik weet alleen dat er kolossale fouten gemaakt zijn en dat men niet gezocht heeft waar men hoorde te zoeken. Er zijn onderzoekers opzettelijk op het verkeerde spoor gezet. Ook de verhuizing van het onderzoek van Dendermonde naar Charleroi is onverklaarbaar. Gelukkig heeft de minister van Justitie het nu ondergebracht bij het federaal parket, want het was daar een uitdovend kaarsje geworden.”
Terug naar het carnaval. Tijdens vorige edities overwoog u een kogelwerend vest te dragen. Is die vrees er nog?
“In 2015 kreeg ik dat advies van de veiligheidscel. Maar na de analyse van de terreurdreiging bleek dat uiteindelijk niet nodig. Op dit ogenblik zijn daar ook geen aanwijzingen voor. Dat neemt niet weg dat carnaval voor de veiligheid in Aalst het groot examen is. Het is niet te vergelijken met een oudejaarsvuurwerk in Brussel of de Gentse Feesten, omdat hier natuurlijk duizenden mensen verkleed lopen. Carnavalisten verkleed als terroristen met bommengordels kennen we al jaren. Het vraagt een specifieke aanpak om mensen te laten feesten en waakzaam te blijven. Sinds vorig jaar gebruikt de politie gezichtsherkenning, waarbij iedereen met camera's wordt gescreend, zodat we diegenen die met oneerbare bedoelingen naar Aalst afzakken er kunnen uithalen.”
Gaat u zelf feestvieren of werken?
“Als alles goed verlopen is, durf ik er op dinsdagavond ook weleens van te genieten. Maar tijdens het carnaval blijf ik nuchter. In mijn kostuum heb ik drie zenders, waarmee ik heel snel kan communiceren met de mensen in de veiligheidskamer in het stadhuis. Zelf spring ik daar ook meermaals per dag binnen. Onze ruimte is veel beter uitgerust dan in veel andere steden. Op Openbedrijvendag zijn er 3.000 bezoekers naar komen kijken. We kunnen er rechtstreeks helikopterbeelden binnenhalen en, als dat nodig is, een lijn openen met de minister van Binnenlandse Zaken. Ze zeggen dat ik de veiligheidsburgemeester ben. Ik ben daar trots op.”
'Mini-De Wever' hebben we ook al horen vallen.
“Dat is een eer. Ik heb een sacraal respect voor mijn voorzitter. Hij zegt waar het op staat en wil de mensen verantwoordelijkheidszin bijbrengen. Rechten en plichten, dat is voor mij heel belangrijk.”
Bent u eigenlijk een Vlaams-nationalist?
“Ik had gedacht dat u mij dat zou vragen. In de partij voel ik me absoluut thuis. Ik ben volledig ontluisd. Vroeger werd ik afgeschilderd als een belgicist. Maar dat ben ik nooit geweest.”
Veel Aalstenaars kennen u als een rasechte liberaal en bovendien afkomstig uit de bourgeoisie.
“Dat laatste hoor ik niet graag. Ik zit echt niet zo in elkaar. Ik ben heel bereikbaar voor iedereen. Het zou absoluut verkeerd zijn om mij in de ivoren toren van de bourgeoisie te verstoppen. Ik kom uit een zelfstandigenfamilie en voor ik mijn eigen advocatenkantoor uit de grond stampte, heb ik mijn stage gedaan bij (oud-VLD-minister) Marc Verwilghen. Nadien ben ik zelfs nog plaatsvervangend politierechter geworden bij Mireille Schreurs, de moeder van Jean-Jacques De Gucht. Maar zijn er eigenlijk nog rasechte liberalen bij Open VLD?”
Uw zoon heet ook Jean-Jacques. Is hij genoemd naar de man die u hier in 2011 de weg versperde bij Open VLD?
“Goed gezien, maar hij is niet naar hem genoemd. Jean-Jacques Rousseau bestond toen ook al, hè.”
Hebben ze u bij Open VLD, gezien uw stemmenpotentieel, te weinig naar waarde geschat?
“Wat voorbij is, is voorbij. Maar als u het toch wilt weten: ja. Politiek is mensenwerk. Als iemand iets voor elkaar krijgt, moet je daar respect voor hebben. Ik kwam bij Open VLD niet meer aan mijn trekken. Ik was toen even het spoor kwijt. Ofwel kocht ik mij een fles pastis en een paar petanqueballen. Ofwel gooide ik het roer om. Toen ik voor N-VA koos, hebben ze mij proberen af te schilderen als de overloper, maar de mensen hebben toch op mij gestemd. Omdat ze weten wie ik ben.”
Dat u bij N-VA meteen lijsttrekker werd, zegt veel over uw politieke handigheid.
“Ik probeer altijd vol voor mijn zaak te gaan. Vaak zijn dat eenzame momenten, vergelijkbaar met toen ik als advocaat een dader moest verdedigen voor assisen. Maar je moet erdoor. Bij N-VA heb ik mij voor alle partijorganen ook eerst moeten bewijzen.”
Was het op uw aansturen dat Karim Van Overmeire en andere Vlaams Belangers overkwamen?
“Dat plan lag er al. Maar ook zij hebben zich op een correcte manier ingevoegd binnen N-VA. Onze partij heeft een loepzuiver verhaal over migratie en integratie. Wij willen law and order, maar op een democratische manier. Veel mensen herkennen zich daarin.”
Kwamen zij naar N-VA of trekt N-VA naar Vlaams Belang? De Wevers recente oneliner over de sociale zekerheid was een kopie van die van VB-voorzitter Tom Van Grieken.
“We moeten ons toch niet beginnen te verontschuldigen omdat we de feiten benoemen? Migranten die geen enkele bijdrage leveren tot de sociale zekerheid maar er wel gebruik van maken, ondergraven het systeem voor de werkende Vlaming.”
Is het zo simpel? De migrant draagt niet bij en de Vlaming werkt hard?
“Nee. Het verhaal is veel genuanceerder, maar anderzijds: wat je niet eenvoudig kan uitleggen, deugt ook niet. Uit de cijfers van de Nationale Bank blijkt dat slechts 25 procent van de migranten naar hier komt omdat ze echt willen werken. Open grenzen, dat lukt niet. Dat moeten we durven te zeggen.”
Zijn er andere partijen die wel voor open grenzen pleiten?
“Neen. Maar door er gewoon naar te staren, zal het zichzelf niet oplossen. Neem nu de transitmigranten die in vrachtwagens blijven kruipen. Zij verstoren het handelsverkeer. Op de duur moet je die mensen toch kunnen bestraffen? Met humaniteit heeft het niets meer te maken, want ze vragen hier geen asiel aan.”
We horen dat u een boek aan het schrijven bent. Wat mogen we verwachten?
“De werktitel is Kunnen Aalstenaars de Beschaving Redden? De bedoeling is om de mooie dingen van de stad te belichten en de leuke verhalen van stadsgenoten die ik al jaren opschrijf, te bundelen. 'Marginaalst' is lang het label geweest dat aan onze stad kleefde. Kijk maar naar de Helaasheid der Dingen van Dimitri Verhulst. De jongste jaren is dat veranderd. In de Gemeentetest van Het Nieuwsblad waren we de eerste centrumstad in de rangschikking, De Morgen noemde ons in een artikel 'Het Londen aan de Dender.' Ik vind niks uit. Het heeft er echt gestaan. Aalst is veel hipper geworden. En we zijn de voorbije jaren de stad met het hoogste investeringsritme.”
Dat laatste was ook nodig.
“Absoluut. Er zijn hier legislaturen geweest waarin op zes jaar tijd welgeteld één kinderdagverblijf is geopend. Zo kan je natuurlijk niet groeien.”
Voor die investeringen moet u wel schulden maken. Veel gemeenten geraken daar nooit meer vanaf.
“De oppositie probeert me dood te mattrakeren met het verhaal dat ik een big spender ben. Maar de kostprijs om geld te lenen is de voorbije jaren historisch laag. Het is nu dat we moeten proberen om het investeringsritme te versnellen. Het gebouw waar we inzitten is één van de zeven publieke voorzieningen die we in één legislatuur gerealiseerd hebben. Met onze schuldgraad is het trouwens niet zo slecht gesteld: 917 euro per inwoner. In Gent is dat 1.900 euro per inwoner. En in Mechelen zelfs 2.900 euro. Als de oppositie zegt dat er een financiële bom onder Aalst ligt, dan liggen er in Gent twee bommen, en in Mechelen nog meer. Alle respect trouwens, voor wat Bart Somers (Open VLD) in Mechelen gedaan heeft. Dat zijn we hier in Aalst ook aan het doen. We gaan van marginaalst naar geniaalst.”
In zijn tijd noemde Louis Paul Boon Aalst ook al geniaal, “maar met te korte beentjes”.
“Dat is mooi gezegd. We gaan die beentjes langer maken. Soms zijn we iets te beperkt en te weinig chauvinistisch.”
Is dat niet de Aalstenaar ten voeten uit: voor de buitenwereld is zijn stad niets meer dan carnaval, maar de Aalstenaar vindt dat prima?
“Ik ga zeker niet zeggen wat de Aalstenaars moeten denken. Maar ik hoor toch weinig weerstand over het feit dat we hipper worden. Een stad moet er aantrekkelijk uitzien. Ikzelf heb ook lang gedacht dat het uitzicht niet belangrijk was. We hebben hier een plein met een heel duur bushok. (lacht) Maar daarvoor was er wel veel criminaliteit en nu is het een aangename buurt. Mocht ik jullie in het oude stadhuis hebben moeten ontvangen, dan hadden jullie zich in Kosovo gewaand. Het respect voor de burger was er nihil. Als we nu goede punten krijgen voor onze dienstverlening, dan is dat omdat hier dingen veranderd zijn. Vriend noch vijand zal mij kunnen verwijten dat ik hier geen dingen veranderd heb.”